Welkom op de website van apotheek Oud-Zuid!

Apotheek Oud-Zuid maakt zich samen met de huisartsen en Atal/Medial in het Medisch Centrum Roelof Hart (MCRH) sterk, om de zorg rondom de patiënt in de buurt en in de wijk naar een hoger niveau te brengen.

Adresgegevens

Gerard Terborgstraat 46
1071 TP Amsterdam

Tel: 020 662 5060
E-mail: oudzuid@medicijnmanapotheek.nl

Terug naar overzicht

Medische Encyclopedie

Inhoud

poliovaccin

Het poliovaccin bevat onschadelijk gemaakt poliovirus. Het beschermt tegen infectie met het poliovirus.

Het wordt gegeven als vaccinatie aan mensen die meer kans hebben op een polio-infectie.

Wat doet poliovaccin en waarbij gebruik ik het?

Infecties met virussen

Polio (kinderverlamming) wordt veroorzaakt door het poliomyelitis-virus.

Polio
Polio is de afkorting van poliomyelitis. De ziekte veroorzaakt blijvende spierverlammingen. U kunt de ziekte krijgen als u dit virus binnenkrijgt via sporen van menselijke ontlasting. Dit kan bijvoorbeeld door gebruik van besmet water of voedsel. Ook kunt u het virus binnenkrijgen via druppeltjes in de lucht bij hoesten, niezen of schreeuwen.

Deze ziekte kan geheel zonder ernstige verschijnselen verlopen en alleen maar diarree als klacht hebben. Maar bij ongeveer 1 procent van de besmette personen treden blijvende spierverlammingen op.

Na besmetting duurt het gemiddeld 1-2 weken voor ziekteverschijnselen optreden. Verlammingsverschijnselen beginnen meestal na 11-17 dagen. Er bestaat geen behandeling tegen polio. Daarom is vaccinatie nodig.

Polio voorkomen
Tegen deze ziekte kunt u worden gevaccineerd met een injectie. Na injectie maakt het lichaam afweerstoffen tegen het poliovirus. Als u dan in aanraking komt met dit virus kan uw lichaam dit effectiever onschadelijk maken.

De meeste mensen zijn als kind tegen polio gevaccineerd via het Rijksvaccinatieprogramma. Bij deelname hieraan zijn kinderen vanaf 4 maanden voldoende tegen polio beschermd. Na de laatste vaccinatie op het negende jaar houdt de bescherming tegen deze ziekte 15 jaar aan. Omdat het grootste deel van de mensen in Nederland tegen polio is gevaccineerd, komt de ziekte hier nauwelijks meer voor. Eens in de zoveel tijd breekt het echter wel weer uit. Dat is dan in gebieden in Nederland waar een relatief hoog aantal kinderen niet is gevaccineerd.

Reist u naar een gebied waar polio voorkomt, neem dan ook de volgende maatregelen.

  • Ontsmet uw handen met handdesinfectans ná gebruik van het toilet, vóór u gaat koken en vóór u gaat eten
  • Drink alleen water uit verzegelde flessen, drink géén kraanwater
  • Was groente en fruit in schoon (gekookt) water. Fruit moet u eerst schillen
  • Eet geen rauw of halfrauw vlees of schelpdieren
  • Maak minimaal een keer per dag het toilet schoon met wegwerpdoekjes
  • Verschoon dagelijks de handdoek in het toilet
  • Houd uw nagels kort
  • Poets uw tanden met water uit een verzegelde fles

Voor meer informatie zie het Landelijk Centrum Reizigersinformatie www.lcr.nl.

Lees meer over infecties met virussen . “

Vaccinaties

Rijksvaccinatieprogramma
Alle kinderen worden via het Rijksvaccinatieprogramma ingeënt tegen polio. Het consultatiebureau voert de inenting meestal uit.

Deze inenting vindt plaats op de leeftijd van 3, 5 en 11 maanden, en 4 en 9 jaar. Soms ook bij 2 maanden. De vaccinaties worden dan gecombineerd met prikken tegen andere ziekten (difterie, kinkhoest, tetanus, Hib-ziekten en hepatitis B).

Na de laatste vaccinatie op het negende jaar is het kind ongeveer tot het vierentwintigste jaar beschermd tegen polio. Na die tijd is een nieuwe vaccinatie nodig, als het extra kans loopt op een van deze ziekten.

Vaccinatie van risicogroepen
Vaccinatie met het poliovaccin wordt aanbevolen voor personen die geen bescherming (meer) hebben van eerdere vaccinaties en die wel een verhoogd risico hebben op een infectie met polio. Dit is bijvoorbeeld het geval bij:

  • mensen in bepaalde beroepen, zoals in de gezondheidszorg, laboratoriummedewerkers, rioolwerkers, grondarbeiders, hoveniers, land- en tuinbouwers, veehouders, dierenverzorgers, dierenartsen en veldsporters; 
  • mensen die veel in contact komen met personen afkomstig uit gebieden waar deze ziekten heersen, zoals reizigers, vluchtelingen, asielzoekers en adoptiekinderen;
  • reizigers naar landen waar deze ziektes heersen.

Apotheken, maar ook reisorganisaties, GGD’en, huisartsen en het Landelijk Centrum Reizigersinformatie (www.lcr.nl) kunnen u informeren over de landen waar deze ziekten vooral optreden.

Lees meer over vaccinaties . “

Wat zijn mogelijke bijwerkingen?

Behalve het gewenste effect kan dit medicijn bijwerkingen geven. Deze ontstaan vooral doordat uw afweersysteem denkt dat er sprake is van een echte infectie.

De belangrijkste bijwerkingen zijn de volgende:

Zeer zelden (bij minder dan 1 op de 100 mensen)

  • Pijn op de plaats van de injectie, zelden met roodheid, zwelling of harde plek onder de huid.

  • Flauwvallen. Meestal gebeurt dit vlak voor, tijdens of na de vaccinatie.

    Dit komt meestal doordat het zenuwstelsel gevoelig reageert op prikkels van buitenaf. Meld het in elk geval bij een volgende vaccinatie, zodat u de volgende vaccinatie zittend of liggend kunt krijgen.

  • Griepachtige verschijnselen, zoals hoofdpijn, koorts, spierpijn, verminderde eetlust, misselijkheid of buikpijn.

    Deze verschijnselen houden meestal niet langer dan één tot twee dagen aan. Een enkele keer duren ze tot twee weken.

  • Zenuwproblemen, waarbij u last kunt krijgen van een tintelend of doof gevoel in de ledematen.

  • Overgevoeligheid. U kunt dat merken aan huiduitslag, galbulten of jeuk.

    In zeldzame gevallen ontstaat er koorts, benauwdheid, opgezwollen lippen, tong of gezicht of flauwvallen. Waarschuw dan meteen uw arts.
    In beide gevallen mag u dit medicijn in de toekomst niet meer gebruiken. Geef daarom aan de apotheek door dat u overgevoelig bent voor dit vaccin. Het apotheekteam kan er dan op letten dat u dit vaccin niet opnieuw krijgt.

  • Bij kinderen onder de vijf jaar: stokkende ademhaling, waardoor het kind blauw kan aanlopen en flauwvallen.

    Dit kan er heel beangstigend uitzien. Maar het is niet ernstig omdat het kind vanzelf weer gaat ademen op het moment dat het flauwvalt.

Uitleg frequenties

Regelmatig : bij meer dan 30 op de 100 mensen
Soms : bij 10 tot 30 op de 100 mensen
Zelden : bij 1 tot 10 op de 100 mensen
Zeer zelden : bij minder dan 1 op de 100 mensen

Mag ik poliovaccin gebruiken met andere medicijnen?

Dit vaccin heeft wisselwerkingen met andere medicijnen. In de tekst hieronder staan alleen de werkzame stoffen van deze medicijnen, dus niet de merknamen. Of uw medicijn een van die werkzame stoffen bevat, kunt u nagaan in uw bijsluiter onder het kopje 'samenstelling'.

De onderstaande medicijnen verminderen de werking van het vaccin. Hierdoor bent u mogelijk onvoldoende beschermt. Overleg hierover met uw arts. Uw arts zal u extra controleren. Als het nodig is, krijgt u een tweede vaccinatie.

  • Medicijnen tegen kanker die het afweer onderdrukken, zoals dasatinib, imatinib en methotrexaat.
  • Bijnierschorshormonen, zoals betamethason, hydrocortison en prednisolon.
  • Afweeronderdrukkende medicijnen gebruikt bij onder andere reumatoïde artritis en na een orgaantransplantaties, zoals azathioprine, ciclosporine en tacrolimus.

Twijfelt u eraan of de bovenstaande wisselwerkingen voor u van belang zijn? Neem dan contact op met uw apotheker of arts.

Kan ik met dit medicijn autorijden, alcohol drinken en alles eten of drinken?

autorijden, alcohol drinken en alles eten?
Bij dit vaccin zijn hiervoor geen beperkingen.

Mag ik dit medicijn gebruiken als ik zwanger ben, wil worden of borstvoeding geef?

U kunt dit medicijn veilig gebruiken. Het wordt al jarenlang gebruikt door zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven zonder nadelige gevolgen voor het kind.

Hoe gebruik ik dit medicijn?

Hoe?
De arts of verpleegkundige geeft de injectie in de spier van de bovenarm of dijbeen.

Wanneer?

  • Het Rijksvaccinatieprogramma start bij kinderen in het eerste levensjaar met DKTP-Hib-HepB-prikken. Dit vaccin is behalve tegen polio, ook tegen difterie, kinkhoest, tetanus, Haemofilus influenzae B en Hepatitis B.
    Na 3 of 4 DKTP-Hib-HepB-prikken in het eerste jaar, krijgen kinderen in het vierde jaar een DKTP-prik en in het negende jaar nog een DTP-prik.
    De overige vaccinaties in het Rijksvaccinatieprogramma, zijn terug te vinden in het volledige inentingsschema.
  • Reist u naar een land waar polio vaker voorkomt en heeft u langer dan tien jaar geleden de laatste DTP-prik gehad? Dan is het aan te raden de DTP-prik te herhalen. Dat moet minstens drie dagen voor vertrek.
    Als u als kind niet de volledige serie DTP-injecties heeft gehad, of helemaal niet tegen DTP bent ingeënt, is het nodig om drie injecties te krijgen. Denk er aan dat het vaccin pas voldoende beschermt vanaf twee tot drie weken na de laatste inenting.

Is er sprake van hoge koorts op het moment van injectie, bijvoorbeeld door een infectie, stel de vaccinatie dan indien mogelijk uit tot u weer beter bent. De koorts kan namelijk verergeren.